Sloterdijk over Filosofische Arbeid
In deel II, ‘Globen’ van zijn magnum opus ‘Sferen’, behandelt Peter Sloterdijk een oerscène van een soort arbeid dat vergelijkbaar is met wat er in een vrijmetselaarstempel kan plaatshebben - behoudens dat het daar niet alleen oudere mannen zijn - aan de hand van het Filosofenmozaïek van Torre Annunziata wat: ‘ zeven oudere mannen toont in een geïdealiseerd landschap, niet ver van en Griekse stad, misschien Acrocorinthe, misschien Athene, beslist niet Sparta. De zonder uitzondering bebaarde heren zitten onder een boom met elkaar te praten, dicht bij een heilig woud, waarvan de ingang met zuilen gemarkeerd is; op de dwarsbalk staan offergaven in buikige vaten.
Alles in dit tafereel wijst op de uitzonderingstoestand: de plek is niet zomaar een plek; wat daar besproken wordt is niet zomaar iets. Kennelijk hebben de aanwezigen het over een brandende kwestie.
Degene die links staat heeft zojuist zijn pleidooi beëindigd, zijn buurman geeft een summier antwoord door met de staf naar de bol te wijzen, en een soort verbazing verbreidt zich over de aanwezigen. Het lijkt alsof een idee de ronde doet en hen overrompelt als een attaque. Een zekere opgewondenheid hangt in de lucht, ja, men kan zich nauwelijks aan de indruk onttrekken dat de fascinatie van de discussie op dit moment heeft plaatsgemaakt voor een gemeenschappelijke ontsteltenis. Waarschijnlijk is er een vermetele, schrikwekkende gedachte opgeworpen, die zich met de kracht van het ‘voor de eerste keer’ aan de aanwezigen opdringt. (…) De woordenwisseling is overgegaan in het denken; wereldschokkende ideeën stijgen op uit het vruchteloze geklets en beginnen hun vlucht. Een ongekende evidentie biologeert het denkvermogen van de aanwezigen. (401)