Besluit bij bouwstuk Euthanasie en Dementie
Toen in de 17de eeuw de Nederlandse dichter Constantijn Huyghens in zijn sonnet ‘Op de dood van Sterre’ de noodkreet slaakte ‘Kom dood en maak mij korts van deze koortsen vrij’ was dat een roep om verlost te worden uit zijn lijden na de dood van zijn geliefde. Een lijden dat irreversibel was en ondoenbare pijnen veroorzaakte, zonder externe druk. Wij weten nu dat het een passionele kreet was van een gekwelde ziel die enkele jaren later opnieuw zijn geluk vond aan de zijde van een andere geliefde.
Een heel ander verhaal is dat van de oude, soms zelfs minder oude mens, bij wie geleidelijk het ik wegvalt dat een persoon zo herkenbaar zichzelf maakt. Toen Erwin Mortier zijn Gestameld Liedboek schreef, sprak hij over zijn dementerende moeder bij wie de dagen van mentale mist de overhand begonnen te krijgen. Hij noemt het het trage sterven, het eeuwige hangen tussen leven en dood in. Ik citeer “Wij lijken op een grondstation dat met allerlei kunstgrepen een labiele satelliet in een baan om de aarde houdt – maar hoe lang nog?” Hoe lang nog? Tot de erosie onstuitbaar is en alleen de neurovegetatieve toestand rest. Dan lonkt ‘de schoot der goede dood’ zoals Gezelle het noemt.
Een delicate beslissing waarin niet kan worden gegeneraliseerd of gesimplificeerd, die vaak subjectief is maar waar wijsheid, medemenselijkheid en het zoeken naar waarheid belangrijke actoren moeten zijn.
Het is zoals Seneca zei ‘Met het leven is het als met een toneelstuk: het komt er niet op aan hoe lang het is, doch hoe het gespeeld wordt.’