300 jaar Vrijmetselarij

Op het feest van Sint-Jan, 24 juni 1717, werd in een taverne nabij Saint-Paul’s Cathedral (de Goose and Gridiron) de Grand Lodge of London gesticht.

Deze officiële 300ste verjaardag wordt in de vrijmetselarij wereldwijd herdacht. Het is een punt in de geschiedenis, maar het zegt  eigenlijk niet zo veel over een beweging van vrij denkende mensen die zich tot doel stelden te verenigen wat anders gescheiden blijft. Een beweging die al veel langer aan het gisten was in Duitsland bijvoorbeeld en ook in de Nederlanden.

Dominee James Anderson kreeg  in 1723 van de Grand Lodge de opdracht een soort plichtenboek te schrijven. Er wordt nog steeds naar verwezen, maar het moet natuurlijk gesitueerd worden in zijn tijd.

Wij lichten er vanmiddag 4 punten uit.


1. Broeder Karl, in de constituties staat dat een vrijmetselaar nooit een domme godloochenaar of ongodsdienstige vrijdenker zal zijn. Dat komt natuurlijk vanuit de christelijke oorsprong van de eerste loges. Veel mensen denken vandaag echter dat  de vrijmetselarij in de eerste plaats antiklerikaal is.   

Beide uitspraken zijn waar, zuster Tessa.

In “the Old Charges” staat inderdaad het volgende:

“Een vrijmetselaar is - als vrijmetselaar - verplicht om te gehoorzamen aan de morele Wet; en als hij de vrijmetselarij goed begrijpt, zal hij nooit een domme Atheïst zijn, noch een niet-religieuze Libertijn.”

Nu kunnen we deze tekst letterlijk, dus fundamentalistisch, interpreteren, en dan staat er wat er staat: niets minder, maar ook niets meer. M.a.w. een verstandige atheïst en een libertijn die zich met het grotere geheel verbonden voelt, zijn dan beiden wél welkom in de vrijmetselarij. Leuk, maar iets te makkelijk.

We kunnen ook - en daar pleiten wij allebei voor - de tekst beschouwen als geschreven in 1723 en de leidende ideeën eruit vertalen naar vandaag. Zeker het idee van the Center of Union is hier van belang: het zo veel mogelijk mensen met elkaar laten praten die dat anders nooit zouden doen.

Los van het feit dat daar vandaag, mogelijk nog meer dan in de 18de eeuw, nood aan is, denk ik dat de stichters het zelf ook zo bedoelden. Andersons tekst gaat immers verder:

“Maar waar in vroegere tijden de metselaars opgedragen werd om in elk land de godsdienst  van dat land <…> te volgen, welke die ook was, wordt het nu geschikter geacht hen te verplichten tot díe religie waarover alle mensen het eens zijn, daarbij hun specifiek eigen opinies achterlatend;

<en dit met als dubbel doel>

om goede en waarachtige mensen te zijn, mensen van eer en eerlijke mensen, volgens welke denominaties of overtuigingen zij ook opgedeeld kunnen worden; waarbij de vrijmetselarij de Center of Union wordt,

én om echte vriendschap tot stand te brengen tussen personen die <anders> op altijddurende afstand van elkaar zouden gebleven zijn.”

Waar Centre of Union niet alleen kan gezien worden als centrum van vereniging, maar ook centrum van ontmoeting.

Hoe is de vrijmetselarij dan aan haar antiklerikale, zelfs antigodsdienstige naam en faam gekomen?

Laten we eerst duidelijk stellen dat dit alleen opgaat voor de zgn. adogmatische of Latijnse vrijmetselarij, in die landen dus waar de macht en invloed van de katholieke kerk bijzonder groot was.

De Angelsaksische of zgn. reguliere vrijmetselarij evolueerde van het wat vage - en vrij in te vullen - deïsme van Anderson naar een eerder dogmatisch theïsme met o.a. de verplichte aanname van een persoonlijke én geopenbaarde god.

Maar in die landen waar de Rooms-Katholieke kerk het voor het zeggen had, zag die de vrijmetselarij als duivels en bedreigend: oecumene en dialoog tussen mensen van verschillende overtuiging paste immers niet in het enge straatje van de ultramontanen.

Het zal wel wat onnozel-regressief klinken, maar in de regelrechte clash tussen de vrijmetselarij en de kerk geldt het kinderachtige “Zij zijn begonnen, juf ! ”

Reeds in 1738 volgde een eerste pauselijke veroordeling en de laatste dateerde van 1983 onder Johannes Paulus II. Ook daarin staat nog expliciet dat lidmaatschap van een loge automatische excommunicatie met zich meebrengt. 1983! Onder redactie van Jozeph Ratzinger...

Dit alles had tot gevolg dat, voornamelijk in de 19de eeuw, de katholieke maçons, waaronder aardig wat priesters, de loges verlieten en dat de antiklerikalen die bleven, gesterkt werden in hun overtuiging.

En wat dan vandaag? Hoe moet het verder?

Ik denk dat we de geschiedenis de geschiedenis moeten laten en dringend moeten terugkeren naar de oorspronkelijke kern van de vrijmetselarij: het met elkaar laten praten van mensen die dat anders niet zouden doen: atheïsten, katholieken, protestanten, joden, moslims ook.

Dit gesprek heeft een vrijhaven nodig, die niet onmiddellijk tot een arena verwordt. Waar de hete hangijzers niet uit de weg worden gegaan, maar die ook de veiligheid biedt van de broederlijke dialoog.

Hierbij gelden een paar duidelijke principes:

  • We hebben allemaal onze vooroordelen en vastgeroeste overtuigingen. Die behoren bij onze condition humaine. Maar als leerling vrijmetselaar bevechten we die. We noemen dit: kappen aan onze ruwe steen. Aan onze ruwe steen, niet aan die van onze broeders of zusters. 
  • Wie bij ons start, wordt ingewijd. Maar we wijden enkel mensen in die - rekening houdend met het voorgaande - ondogmatisch willen zijn en denken. Daar beslissen zij zelf over, in eer en geweten, niet wij.
  • We ontmoeten elkaar op de mozaïekvloer met zijn witte en zwarte tegels. Die blijven zwart en wit. Het is niet de bedoeling dat we hier een grijze balatum overheen draperen. These en antithese vragen hier geen synthese.
  • Loges zijn werkplaatsen; geen beschermde werkplaatsen.
  • Zoals Maajid Nawaz het stelt, en die omschrijft zichzelf als een niet-devoot moslim: ‘No idea is above scrutiny and no people are beneath dignity’ (Geen enkel idee staat boven kritiek en élke mens heeft zijn waardigheid).
  • Voor wie de mensenrechten niet respecteert of voor wie één of andere vorm van theocratie aanhangt is in ons midden geen plaats.
  • En tenslotte, als we een platform willen bieden voor verschillende meningen en overtuigingen, hangen we als ontmoetingsplek een seculier model aan. En ik herhaal het tot in den treure: seculier is niet hetzelfde als atheïstisch. Immers: 'La laïcité n’est pas une religion, ni une opinion. C’est la liberté d’en avoir une.'

2. Zuster Tessa, naadloos hierbij aansluitend, citeer ik: ‘Vrijmetselaars moeten goede en oprechte mannen zijn, vrij geboren en van rijpe en verstandige leeftijd: geen horigen, geen vrouwen, geen onzedelijke of aanstootgevende mannen, maar van goede naam of faam. Dat is wel zeer veranderd: dat het alleen maar mannen mogen zijn toch...

Broeder Karl, eerst een klein binnenpretje : in vele Europese talen is het woord vrijmetselarij, maçonnerie, Freimaurerei, maconneria, een vrouwelijk woord.

Sta mij toe mij in mijn antwoord op de vrouwen  te concentreren.

Vrouwen waren begin 18de eeuw en eigenlijk tot een eind in de 20ste eeuw onmondige wezens, die geen, weinig of veel minder onderricht kregen dan mannen, en die in alle opzichten aan hen ondergeschikt waren.

De vrijmetselarij is een kind van haar tijd, zegt men, maar soms loopt ze wel een beetje achter op de evolutie. Het duurde tot 1882 vooraleer in Frankrijk Maria Deraismes werd ingewijd, in een mannenloge, die zich even buiten de Grand Orient de France plaatste voor dat doel. Desraimes werd samen met Georges Martin, stichter van de gemengde obediëntie Le Droit Humain.

Voordien waren er al ‘adoptieloges’ paramaçonnieke liefdadige verenigingen waarin vrouwen en dochters van vrijmetselaars actief waren.

Binnen het Grootoosten van België discussieerde men al van af het eind van de 19de eeuw over de vraag of vrouwen überhaupt maçon konden worden.

Als tegenargument werd nog steeds de onvoldoende scholing van vrouwen aangevoerd, maar ook hun ongeschiktheid voor abstracte, rituele arbeid en bovenal de angst dat deze vreemde wezens de rust van het samenzijn onder de broeders zouden verstoren.

Pas bij de oprichting van Le Droit Humain in België in 1912, waar mannen en vrouwen samen arbeiden, kwamen er in België vrouwelijke maçons.

Vanuit Frankrijk waaide veel later de puur vrouwelijke maçonnerie naar Brussel over. De vrouwelijke vrijmetselarij wijdt dan weer geen mannen in,  al verlenen de meeste vrouwenwerkplaatsen de broeders wel bezoekrecht, zij het niet op alle zittingen.

In 1983 werd in Brussel de eerste exclusief vrouwelijke werkplaats opgericht door de Grande Loge Féminine de France, dat was de aanzet tot de Vrouwengrootloge van België.

Vandaag stellen we vast dat het aantal gemengde werkplaatsen gelukkig snel groeit, mede door de oprichting van de jonge Confederatie van Loges, Lithos; waarbinnen heel wat nieuwe gemengde werkplaatsen onderdak zoeken.

In onze tempel arbeiden vijf werkplaatsen, waarvan 3 gemengde:  een Lithoswerkplaats, een DH werkplaats en wij zelf dus.

In onze obediëntie, het Grootoosten van Luxemburg, is gender geen punt meer.

Maar binnen het Grootoosten van België, een mannelijke obediëntie, die pas in 2001 haar werkplaatsen autonomie gaf om te beslissen of ze zusters als bezoeker toelaten, gaat de discussie over het al of niet inwijden van vrouwen in hun werkplaatsen nog steeds verder.

In Frankrijk werd die stap al een aantal jaren geleden gezet, omdat de vraag zich stelde of je een broeder uit je rangen kunt verwijderen omdat hij een zuster wordt.

De meerderheid van de broeders vond dat dit niet redelijk kon beargumenteerd worden, met als gevolg dat sommige werkplaatsen van Le Grand Orient de France nu ook vrouwen inwijden.

We zijn dus gelukkig een heel eind weg geëvolueerd van de Constituties van Anderson. De genderkwestie blijft echter nog steeds actueel in de vrijmetselarij en het beweegt maar naar mijn smaak nog steeds te langzaam.


3. Zuster Tessa, Anderson zegt ook: ‘Persoonlijke wrok of geschillen mogen niet in de poort van de loge worden binnen gebracht en nog veel minder geschillen over godsdienst, volken of politiek’ Betekent dat nog steeds dat er in de loge niet over politiek of godsdienst kan worden gepraat?

Omdat de vrijmetselarij zich van bij het begin tot doel heeft gesteld te verenigen wat anders verspreid zou gebleven zijn, moest er een methodiek worden gevonden die het mogelijk maakte om mensen met zeer verscheiden opvattingen met elkaar in gesprek te brengen.

Zodanig dat ze leerden voor elkaar begrip op te brengen en buiten de in hun leven al door godsdienst en wetten bestaande kaders te denken. Het spreken volgens een bepaald geordend patroon, het woord vragen aan de opzieners, het maar één beurt krijgen om te spreken, dat alles garandeert een zekere bedachtzaamheid, bedaardheid en respect in de tempel.

In onze tempel is de respectvolle vrijmoedigheid zeer belangrijk, we zeggen elke week bij het begin van de zitting dat ze het belangrijkste is onder mensen.

Binnen de Angelsaksische, reguliere maçonnerie  blijft politiek tot op heden een taboe onderwerp.   Zij zijn vooral begaan met symboliek.

In de ‘Latijnse’ adogmatische maçonnerie, waartoe de Belgische overwegend behoort, komen maatschappij en politiek zeer zeker de tempel binnen, maar niet de partijpolitiek. Echter, dankzij de maçonnieke manier van het woord nemen, komt het hier idealiter wel tot bevraging maar niet tot discussie. Discussies sparen we op voor na de zitting.

Men zegt wel eens dat de vrijmetselarij ‘une société de pensée’ is, een denkend genootschap, zo zou je dat inderdaad kunnen vertalen.  Ik zou eerder zeggen dat ze in ieder geval een reflecterend, een beschouwend genootschap is.


4. Broeder Karl, Anderson had ook wat te zeggen over het vermaak van de werkplaats. Hij schreef dat nadat de Loge gesloten is, maar de Broeders nog niet zijn weggegaan : ‘Zij zich in onschuldig vermaak mogen verheugen, elkaar naar vermogen onthalen, maar alle buitensporigheid vermijden.’ De Grand Lodge werd gesticht in een pub... De vochtige kamer is blijkbaar altijd al belangrijk geweest voor maçons.  

De vochtige kamer dus, juist !

Beste aanwezigen, als je die term googelt, krijg je hits als: natte muren, schimmelinfecties, vochtplekken, ventilatieproblemen en reclames om je wanden te injecteren.

Maar laat ik jullie geruststellen, die term heeft (meestal) niets te maken met de soms lamentabele toestand van onze gebouwen, maar duidt vooral op de hoeveelheid vocht die je er kan verstouwen. Dit om de innerlijke mens te versterken of te verzwakken, al naargelang.

Anderson schreef terecht over onschuldig vermaak en dat het sluiten van de Loge, dus de beëindigen van de tempelzitting.

Dat zou ooit anders geweest zijn. Zo heb ik een Gentse  broeder eens horen vertellen over een oekaze aan de Engelse werkplaatsen waarin werd gestipuleerd dat er tijdens de zittingen zelf niet meer mocht worden gezwolgen en geschranst. Nu ga ik er van uit dat je zo’n terechtwijzing alleen maar rondstuurt als er zich een probleem voordoet en niet als de broeders een glaasje Spa-blauw meenemen naar de tempel. Er ging zelfs een gerucht dat de letters B & J die jullie op de zuilen naast de poort zien staan, NIET verwijzen naar de bijbelse zuilen Boaz en Jakin in de tempel van Salomo (En <Salomo> richtte de pilaren op voor aan den tempel, een ter rechterhand, en een ter linkerhand; en hij noemde den naam van den rechter Jachin, en den naam van den linker Boaz -- 2 Kronieken 3 17, Statenbijbel), maar aangaven waar de rum uit Barbados dan wel die uit Jamaica moest worden gestouwd.

Ongetwijfeld een anti-maçonniek en lasterlijk verhaal, hoewel: als je ooit Engelse voetbalsupporters op een ferryboot hebt bezig gezien…

Wat zei ik daarstraks ook alweer over vooroordelen?

Feit blijft dat vrijmetselaars - ook in alle deugdzaamheid - veel belang hechten aan broederlijke gezelligheid, ook wel eens convivialiteit genoemd.

Na de zitting is er meestal een broedermaal, dat soms uit een eenvoudig hapje bestaat, maar na feestelijke zittingen kan uitlopen op een verrukkelijk meergangen-menu. Daar kan duchtig worden nagepraat over de gegeven voordracht of worden gediscussieerd over wat dan ook.

Waar de tempelzitting volgens eerder strak geregelde patronen verloopt, is de sfeer hier veel spontaner en gemoedelijker.

Hier worden vriendschappen gesmeed en wordt de wereld druk becommentarieerd en verbeterd. Hier ontstaan ook twistgesprekken en ruzies, die dan - liefst dezelfde avond nog - bij een goed glas worden bijgelegd en uitgepraat.

Beste genodigden, ik meen te mogen stellen dat de broederlijkheid die beneden, in de vochtige kamer ontstaat alleen kan groeien op de teelgrond van de werkzaamheden in de tempel, maar dat anderzijds de tempel zonder de vochtige kamer een schraal en formalistisch skelet zou blijven.