Besluit van de Redenaar na het bouwstuk "Le temps des cérises"

Momenteel loopt in Brugge een tentoonstelling onder de titel 'Liefde en devotie' waar het Gruuthuuse handschrift te zien is. Naast het beroemde Egidiuslied bevat het handschrift ook de tekst van het Kerelslied; een spotlied op de boerenstand die in de middeleeuwen minachtend met 'keerlen' werd aangeduid door de adel en de stedelijke burgerij. Het lied is een van de vroegste strijdliederen uit de Nederlandstalige literatuur. Het  werd geschreven om partijdige sentimenten binnen het kader van een conflict te kanaliseren en aan te wakkeren. Maar het was een vrouwonvriendelijk lied dat het moest hebben van macho-gevoelens, de kerels zijn van kwader aard en geven de vrouw 'lijfkoeke' op blote billen.

Aanmerkelijk minder vrouwonvriendelijk is het Franse lied Le Temps des Cerises, al ontbreekt ook hier een trieste noot evenmin.

Het lied geschreven in de taal van Victor Hugo, is een lied waarin maçons graag geloven omdat broederlijkheid en idealisme erin weerklinken. De sprekers namen ons mee op een reis in tijd en ruimte, naar een goede 150 jaar geleden en naar de steile straatjes van Montmartre waar je vanop de heuvel een panorama hebt over die stad van het licht, waar de straatstenen zwaar beladen zijn met geschiedenis. Het gaat in het bouwstuk vooral om de rol van de VM in deze roerige bloedige periode waarin maçons hun principes in daden konden omzetten en geen stenen maar kasseien wilden verleggen in deze rivier op aarde. 

De optocht waar de sprekers naar verwezen, vinden we ook terug in een boek van Umberto Eco.

Eco schreef enkele jaren geleden  'De begraafplaats van Praag' , een historische roman waarin hij verwijst naar de Parijse commune. Hij laat het hoofdpersonage zich een gebeurtenis herinneren die voor hem de meest ongelooflijke gebeurtenis van het beleg was : het defilé van de vrijmetselaars.

"Ik zag de vrijmetselaars eigenlijk niet als communards, maar daar liepen ze, keurig in het gelid, met hun spandoeken en hun schootsvellen, om de regering van Versailles te vragen toe te stemmen in een staakt-het-vuren om de gewonden uit de gebombardeerde dorpen te kunnen evacueren. Ze liepen helemaal tot aan de Arc de Triomphe, waar de beschietingen voor de gelegenheid waren opgeschort, aangezien het merendeel van hun makkers zich natuurlijk buiten de stad bij de legitimisten bevond.

Hoe het ook zij, ze hielden elkaar weliswaar de hand boven het hoofd en de vrijmetselaars van Versailles hadden weliswaar hun best gedaan om voor één dag een staakt-het-vuren af te dwingen, maar daar was het bij gebleven, en de vrijmetselaars van Parijs kozen meer en meer de kant van de Commune."

Maar Eco laat er ook een kritische  noot op volgen als hij schrijft :

"Al een eeuw lang doet de Parijzenaar niets liever dan barricades opwerpen, en dat die vervolgens bij het eerste het beste kanonschot bezwijken, lijkt hem niet erg te deren: barricades werp je op om je een held te voelen, maar ik zou wel eens willen weten hoeveel van die helden ook werkelijk op de barricades staan als het eropaan komt. Ze doen waarschijnlijk net als ik; slechts de meest onnozelen blijven staan en worden vervolgens ter plekke neergeknald."

Maar de vrijheidsstrijders van de Commune hadden hooggestemde idealen : "de kanonnen met eigen handen tegenhouden" - zoals 118 jaar later de Chinese student op het Plein van de Hemelse Vrede dat probeerde te doen - uitkomen voor de principes en overtuigingen, zich bekend maken als "strijders tegen hypocrisie en verraad".